AD
22.10.2017 Zijn vredelievende boodschap
van 'normaal met elkaar omgaan in de samenleving' is bij Bram Poons (75) geen
vrijblijvende. Hij werkt er vanuit de Haagse wijk Laak zelf gedreven aan. Als
baby van vergaste Joodse ouders heeft hij na een eenzame start altijd keihard
voor zichzelf moeten knokken in het leven. ,,Ik ben er sociaal en
niet-haatdragend van geworden."
Pas toen ik zelf een zoon kreeg ben ik gaan
begrijpen wat dat wegbrengen van mij voor mijn ouders moet hebben betekend. Het
is natuurlijk mijn redding geweest, aldus Bram Poons.
'Ik weet pas sinds mijn
72ste dat ik als baby in het Joods Weeshuis heb gezeten in de Pletterijstraat.
Ik wist natuurlijk wel dat ik in en na de oorlog bij pleegouders en bij een
teruggekeerde halfbroer van mijn moeder en een broer van mijn vader heb
gewoond. Maar van dat weeshuis heb ik nooit geweten. Ik wist eigenlijk helemaal
niets over mijn geschiedenis.
Er werd nooit over gesmoesd in mijn familie. Ik
ben er pas op mijn 40ste in het Holocaust Museum in Israël achtergekomen dat ik
op dezelfde dag ben geboren als mijn vader. Daar is nooit door iemand iets over
gezegd.''
,,Het kan niet anders dan dat mijn ouders mij zelf naar dat weeshuis hebben
gebracht. Ik ben er van overtuigd dat mijn ouders geweten hebben wat er ging
komen. Dat ze zouden worden afgevoerd. Ik was hun enige kind.
Pas toen ik zelf
een zoon kreeg ben ik gaan begrijpen wat dat wegbrengen van mij voor mijn
ouders moet hebben betekend. Het is natuurlijk mijn redding geweest.''
,,Weet je hoe ik er achter kwam? Ik ging het verhaal voorbereiden dat ik over
mijn leven zou vertellen aan een schoolklas. Ik zag dat vertellen helemaal niet
zitten. Kom ik 70 jaar na de oorlog nog aan met dat verhaal bij die kinderen,
dacht ik.
Maar ik kan moeilijk nee zeggen, dus ik had toegestemd. Uiteindelijk
was het geweldig op die school. Die belangstelling van die kinderen! Maar goed,
tijdens de voorbereiding stuitte ik op een papier uit 1943 van dat weeshuis met
mijn naam erop.''
,,Ook zoiets, dat hele weeshuis is na een inval door de Duitsers in maart 1943
op transport gezet om nooit meer terug te komen. Ik was één jaar en lag toen
net in het Juliana Kinderziekenhuis met een liesbreuk. Omdat de Duitsers me
daar zouden gaan zoeken, ben ik door het verzet naar mijn pleegouders gebracht
bij wie ik zou blijven tot mijn 6de.''
Tumtummetjes
Laten we zeggen dat het een heel zakelijk en
koel gezin was. Er was nul komma nul liefde voor me, Bram Poons.
©
Jacques Zorgman
,,Toen was een
handjevol mensen teruggekomen uit de oorlog. Onder wie een halfbroer van mijn
moeder, de opa van de bekende voetballer Sjaak Polak. Die oom wilde me graag
hebben. Ik kwam bij hem in de Maasstraat te wonen en had het er prima naar mijn
zin. Ik was te jong om het allemaal te begrijpen, maar ik denk dat ze iets te
maken hadden met prostitutie.
De dames op de Bierkade noemde ik allemaal
'tante', weet ik nog en overal kreeg ik tumtummetjes. De Joodse Voogdijraad
vond die omgeving 'niet passend' en heeft me er weggehaald. Zo kwam ik bij een
broer van mijn vader , die als enige van de familie terugkwam. U ziet, er is in
elk geval om me gevochten!''
,,Die oom had zijn vrouw verloren en was hertrouwd. Zij had al een dochter,
samen hadden ze een kind en ik liep er ook rond. Laten we zeggen dat het een
heel zakelijk en koel gezin was. Liefdeloos? Het wás liefdeloos. Er was nul
komma nul liefde voor me. Die oom was natuurlijk zwaar getraumatiseerd.
Vertelde nooit iets. Ik begreep nooit hoe mensen zo lang met dat onvoorstelbare
verdriet hebben gelopen. Maar als ik aan mezelf terugdenk, dan ging het leven
me als twintiger ook makkelijk af. Je gaat pas later nadenken over die dingen.
Toen ik in militaire dienst was bijvoorbeeld.
Ik zat met dienst een tijdje in
Duitsland. Vroeg iedereen of ik dat niet erg vond in Duitsland, maar ik ben
nooit haatdragend geweest. Ik moest dan tien uur met de trein. Dan dacht ik
wel: 'Mijn ouders hebben ook zo lang in een vrachtwagon moeten zitten'. Ik kan
er niet omheen, die oorlog is altijd in mijn gedachten. Daarom begrijp ik die
Syrische vluchtelingen ook zo goed.''
,,Ik was altijd wel jaloers - misschien is dat een te sterk woord - op kinderen
die opgroeiden in een gewoon gezinnetje. Ik kan volschieten als ik bij mijn
voetbalclub Laakkwartier de pupillen zie met hun ouders. En bij het
televisieprogramma Hello Goodbye.
Dat is echt iets sinds het ouder worden. Ik
denk wel eens, hoe zou mijn leven zijn geweest zonder die oorlog? Met mijn
ouders en al die ooms bij elkaar. Misschien hadden ze wel bonje gehad! Dat wéét
je niet.''
Karakter
Ik denk dat ik sociaal en niet haatdragend ben
geworden omdat ik altijd voor mezelf heb moeten opkomen. En door het voetbal.
Voetbal heeft me gebracht tot wie ik nu ben, aldus Bram Poons.
,,Door het gebrek aan
aandacht dat er voor me was, heb ik mezelf moeten opvoeden. Ik dank God voor
mijn karakter waarmee dat is gelukt. Ik denk dat ik sociaal en niet haatdragend
ben geworden omdat ik altijd voor mezelf heb moeten opkomen. En door het voetbal.
Voetbal heeft me gebracht tot wie ik nu ben. Sociaal. Ik ben altijd bezig met
de voetballerij.
Je krijgt er ook heel veel menselijks voor terug. Eerst bij de
Joodse club De Ooievaars met mijn oom en nu alweer meer dan 40 jaar bij
Laakkwartier. Daar kennen de meeste mensen mij van. Een bescheiden voetballer
op het veld en heel lang in het bestuur gezeten. Onze club is ook Buurthuis van
de Toekomst. Er zitten hier huisartsen, ouderen en jongeren uit de wijk kunnen
hier terecht.''
,,Bij De Ooievaars zei Hans Kattenburg, die bekende naam uit de Haagse
voetbalwereld kent u vast wel, altijd: 'Je moet iedereen verwennen, dan kunnen
ze nooit zeggen 'die rot Jood'. Ik zei het laatst nog tegen leerlingen van een
praktijkschool bij een tentoonstelling in het Vadercentrum in Laak.
Dat is het
centrum van allochtone vaders, Marokkanen, Turken en andere culturen, die zich
inzetten voor de wijk. Ik zei tegen die leerlingen, in de moeilijke leeftijd
15, 16 jaar, dat ik het woord kankerjood nog nooit tegen me heb horen gebruiken.
Ik zei ze, sorry voor u, maar dat de media ook een rol hebben in de
polarisatie.''
©
Jacques Zorgman
Rare tijd
,,Ik zei ze dat het
ergste is dat de mensheid niets van de holocaust heeft geleerd. Met Syrië en
wat er allemaal in de wereld gebeurt. Ik zei: 'Ik hoop dat jullie eraan bij
kunnen dragen dat de maatschappij beter wordt'. Op Laakkwartier hebben we ook
allemaal allochtone jongens. De samenleving is nu eenmaal gemengd. U vraagt wat
mijn boodschap is.
Die zou zijn dat je moet proberen dicht bij jezelf te
blijven, maar wel op een normale manier met elkaar omgaan. Dat is nu niet het
geval. Niet in de politiek en niet in het gewone leven. Het is een rare tijd.
Ik denk ook wel eens na over hoe het allemaal gaat uitpakken met het grote
aandeel moslims in onze samenleving. Ik ga dat niet meer meemaken, maar de
generaties na ons wel.''
,,We zullen het toch met elkaar moeten doen. Daar werk ik ook aan. In de wijk
en bij mijn club Laakkwartier. ''
,,U zegt dat er scholen zijn waarop de leerkrachten de holocaust niet meer
durven te behandelen. Je moet dat ook niet als doctorandus gaan doen, maar je
moet ze aanspreken in hun eigen taal. Ik ben voor zo'n klas ook hard hoor.
Ik
begin ook over het woord kankerjood. Als ik zo'n Vadercentrum binnenkom, zien
ze aan mijn neus wel dat ik Joods ben. Dat is geen probleem. Wat je soms gemeen
hebt, is dat je door een oorlog een totaal ander leven hebt dan andere mensen.
Een oorlog is zo bepalend voor je leven.''
,,Ik loop er niet mee te koop, maar ik denk dat het een van de ergste dingen is
om geen ouders te hebben. Aan de andere kant brengt het Joods zijn met zich mee
dat het lijkt alsof mensen altijd medelijden met je hebben. Of dat komt door
een collectief schuldgevoel? Dat denk ik wel, ja.''
,,Ik heb mijn enig kind, een zoon, denk ik niet anders opgevoed vanwege mijn
eigen achtergrond. Wel een beetje beschermend. Maar ik ben wel vrij nuchter van
karakter. Met mijn vrouw heb ik er altijd wel over kunnen praten. Ik heb haar
destijds op mijn werk ontmoet. Bij Zürich Verzekeringen was ik hoofd van de
computerkamer en de datatypisten. Zij was datatypiste.''
,,Ik had toen, en nu nog steeds, mijn hart op de tong. Ik zeg direct wat ik
denk. Ik kan goed kwaad worden, maar ben het daarna meteen weer kwijt. Ik kon
er toen al niet tegen als iemand klikte over het niet kloppen van het in- of
uitklokken van een datatypiste.
Dan dacht ik: 'Jij zou in de oorlog zo'n NSB'er
zijn geweest. Iemand die mijn ouders heeft verraden'. In het voetbal denk ik
het nog wel eens. NSB'er! Maar ik denk het alleen. Ik hou het in mezelf. Dat is
de oorlog die in je zit.''
,,Ondanks alles ben ik dankbaar voor mijn leventje. Van de 188 Poonsen die er
voor de oorlog in Den Haag woonden, zijn er 5 teruggekomen, waaronder mijn
persoontje. Ik ben trots op wie ik ben en wat er van me geworden is.
Een
koninklijke onderscheiding, de gouden speld van de KNVB, de Goudvink voor
vrijwilligers, de Stadspenning van Den Haag, de Aad Mansveld Trofee voor mensen
die zich inzetten voor het Haagse voetbal. Het had ook heel anders met me
kunnen aflopen.''
0 Comments:
Een reactie posten
<< Home